Woord van de Pastoor 



De laatste tijd gaan nogal wat verhalen over pastoors die wel of geen hosties uitdelen aan bepaalde groepen mensen. Je vindt krantenkoppen als “Actie tegen weigeren hostie” en “Pastoor deelt toch hostie uit”. Weten wij nog waarover het gaat met het hostie uitdelen ?

Wat is nu een hostie in de Mis ? Moest het gewoon een stukje plat brood zijn, dan zou het inderdaad werkelijk schandalig zijn als je aan de ene bezoeker er een geeft en een andere bezoeker van de Mis er geen zou geven. Maar een hostie in de Mis is iets anders dan een gewoon stukje brood als een teken van een maaltijd die je samen houdt. De hostie is voor ons Jezus Christus Zelf. Over brood en wijn heeft de priester bij de consecratie de woorden van Jezus bij het Laatste Avondmaal uitgesproken. Voor rooms-katholieke mensen gebeurt daar bij die consecratie iets heel bijzonders: Jezus spreekt langs de mond van de priester Zelf de woorden uit en brood en wijn zijn niet langer gewoon brood en wijn maar Hijzelf is onder de gedaante van brood en wijn werkelijk aanwezig. Ook al zien en smaken we nog brood en wijn, Hij is Zelf werkelijk onder ons aanwezig.

Wanneer iemand in de Mis een hostie ontvangt – laten we zeggen: de Heilige Communie ontvangt - is het dus niet zomaar iets als een snoepje bij de pastoor gaan halen maar drukt men uit: ik wil Jezus Christus ontvangen, ik wil de Gekruisigde en Verrezen Heer Jezus Christus in mijn hart en mijn leven toelaten en met Hem en uit Hem leven. Die gedachte zie je ook duidelijk in het uitreiken van de Communie. De priester of de diaken die de Communie uitreikt zegt niet “Hier heb je een hostie” of “Hier heb je gezegend brood”. Hij zegt: “Lichaam van Christus”, je ziet brood maar het is de Heer die bij je komt. Degene die de Communie ontvangt zegt daarbij: “Amen”, waarmee men zegt dat men werkelijk gelooft dat het de Gekruisigde en Verrezen Heer is die men ontvangt en toelaat in het leven.

Iedereen die ter Communie gaat, drukt daarmee uit: ik wil Jezus Christus in mijn leven aannemen als mijn Heer en Redder en wil leven zoals Hij dat wil. Niemand is verplicht om ter Communie te gaan, iedereen mag zich daar vrij in voelen en moet zich de vraag stellen of het concreet mogelijk is in de situatie waarin men leeft en verkeert.
De Rooms-Katholieke Kerk geeft eigenlijk drie voorwaarden om de Heilige Communie te kunnen ontvangen. Men moet rooms-katholiek gedoopt zijn. Men moet geloven dat Jezus werkelijk tot ons komt onder de gedaante van de Heilige Communie. Men moet leven zoals Jezus ons dat in het evangelie vraagt en zoals de Kerk het vertaalt naar de huidige tijd (we kunnen daarbij zeker ons leven leggen op de tien geboden van God en de vijf geboden van de Heilige Kerk, de Catechismus van Katholieke Kerk geven ons daar ook veel duidelijkheid in).

Het hele gebeuren rond wel of niet hosties uitdelen mag elke gelovige eens bevragen wat ter Communie gaan voor mij betekent ? Is het voor mij werkelijk ontmoeting met de Heer Jezus ? Laat mijn manier van leven toe om Hem echt te ontvangen ? Die vraag en een duidelijk antwoord daarop is ook de opdracht van de jaarlijkse veertigdagentijd op weg naar Pasen.

Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.

http://www.rk-bergeijk.nl/wvdp/wvdp.php


Deze zomer overleed Fientje. Bij een bijeenkomst op het seminarie raakte ik met deze ongehuwde onderwijzeres eens aan de praat, sindsdien bleef het contact. Fientje bad iedere dag voor mij en ze was ook op mijn priesterwijding. Fientje werd oud, begon te dementeren, verhuisde naar een verpleeghuis en de laatste jaren kende ze niemand meer. In die warmste zomerdagen ging de Hemel voor Fientje open. De familie stuurde me een rouwkaart.

Er was alleen een crematieplechtigheid die geleid werd door een Dela-mevrouw, die enkele gedichtjes voorlas en de hele tijd sprak over “tante Fientje”alsof het haar lievelingstante was, een neef sprak nog over hoe leuk het was om vroeger bij tante Fientje te logeren. Na een half uur stonden we weer buiten. Geen gelovig woord was er gesproken, geen gebed. Of wel… Er werden 3 liedjes gedraaid. “We’ll meet again” en “From the time you say goodbay” van Vera Lynn en “omdat er op de kamer van tante Fientje een Mariabeeldje stond luisteren wij nu naar een Ave Maria”. Ik sprak er bij de koffie met de familie over dat het mij verwonderde dat er geen kerkdienst was, Fientje was toch een gelovig en kerkgetrouwe vrouw. Ja, tante Fientje had niets opgeschreven over haar uitvaart en daarom hadden ze het gedaan zoals zij het voor zichzelf zouden willen… In de daarop volgende dagen heb ik in de Heilige Missen bijzonder deze goede vrouw aan Gods Zorg toevertrouwd.

Regelmatig moeten we vaststellen dat diepgelovige mensen geen kerkelijke uitvaart meer krijgen omdat nabestaanden nergens meer in geloven of geen enkele band meer hebben met de Kerk. Het mag ons eens laten stilstaan bij de betekenis van de kerkelijke uitvaart.

Wanneer een gelovige gestorven is, komen we met het dode lichaam naar het kerkgebouw. In die samenkomst - een Eucharistieviering of een gebedsviering - bidden we dat de overledene thuis mag komen in het Paradijs. Voor ons, christenen, is de dood niet het einde van alles. Door de dood en de verrijzenis van Jezus Christus mogen we binnengaan in het leven bij God. Wanneer ons lichaam het begeeft, keert onze ziel terug naar God om het oordeel en het loon naar het voorbije leven te ontvangen. We bidden ook om sterkte en geloof voor hen die achterblijven.

Alles spreekt daarover in de uitvaart. Er is de brandende Paaskaars: teken van de Verrezen Heer mag dicht bij ons zijn. Rond het lichaam van de overledene staan brandende kaarsen, teken van ons vertrouwen dat de overledene thuis mag komen in het Licht van God. Er wordt uit de Heilige Schrift gelezen en een homilie gehouden waarin we horen dat onze God een God van liefde is die uiteindelijk zal voltooien wat Hij concreet in deze mens begonnen is. Al zal er in een kerkelijke uitvaart ook worden teruggedacht aan het leven wat voorbij is, we kijken vooral vooruit. Er wordt gebeden om Gods Barmhartigheid en dat de overledene nu bij God mag leven. Ook later in het persoonlijke gebed en in het laten opdragen van heilige Missen zullen we blijven bidden dat de overledene thuis mag zijn bij de Heer.

Op het einde van de kerkelijke uitvaart wordt het lichaam van de overledene besprenkeld met doopwater. Deze mens was een gedoopte mens, God laat zijn gedoopte en gelovige kinderen niet los in de dood, aan die belofte van het Doopsel willen we herinneren met het besprenkelen met doopwater. Daarna wordt het lichaam van de overledene bewierookt. We brengen eer aan dit lichaam want dit lichaam van de overledene is – zoals wij dat noemen – “tempel van de Heilige Geest” geweest, God heeft langs deze mens ons iets van Zijn goedheid en liefde laten zien.

Gods Zegen, uw priester en pastoor A. Penne.